Geen zelfstandigenaftrek voor echtgenote huisarts

27 maart 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJNBA8782, BK-06/00144

Ondernemers hebben recht op een aantal faciliteiten wanneer zij aan het urencriterium voldoen. Een van deze faciliteiten is het recht op zelfstandigenaftrek. Wanneer verbonden personen zoals echtgenoten onderling een samenwerkingsverband aangaan dat niet gebruikelijk is tussen personen die niet verbonden zijn, tellen de gemaakte uren niet mee voor het urencriterium indien de werkzaamheden voor 70% of meer van ondersteunende aard zijn. De echtgenote van een huisarts werkte mee in de praktijk van haar echtgenoot. In 2001 werkte zij 1.380 uur, waarvan in ieder geval 880 uur werd besteed aan werkzaamheden van ondersteunende aard. De overige 500 uur werd besteed aan het organiseren van de jaarlijkse griepvaccinatie, inclusief patiëntenbezoek en het vervullen van een achterwachtfunctie. Voor het recht op zelfstandigenaftrek was van belang of de werkzaamheden waaraan 500 uur was besteed als medische handelingen of als werkzaamheden van ondersteunende aard moesten worden aangemerkt. De echtgenote moest bewijzen dat de door haar verrichte werkzaamheden voor ten minste 30% niet ondersteund waren of dat het samenwerkingsverband met haar echtgenoot niet ongebruikelijk was. Volgens het Hof slaagde de echtgenote daar niet in. Zij gaf onvoldoende inzicht in de uren die gemoeid waren met de griepcampagne en met aan patiënten verleende spoedeisende hulp en patiëntenbegeleiding. Evenmin slaagde de echtgenote erin te bewijzen dat het samenwerkingsverband niet ongebruikelijk was. Zij kon geen enkel bestaand samenwerkingsverband noemen tussen een huisarts en een niet met hem verbonden persoon met dezelfde kwalificaties en werkzaamheden.