Geldlening en leaseovereenkomst waren afzonderlijke diensten

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AT8696, 04/02429

Een ondernemer sloot met een in Frankrijk gevestigd bedrijf een leaseovereenkomst en een overeenkomst van geldlening. Voor de omzetbelasting was van belang of de door de belanghebbende verrichte activiteiten één dienst vormden, namelijk het leasen van apparatuur, waarin het verstrekken van de lening opging. De inspecteur was van mening dat het verstrekken van de lening een afzonderlijke dienst was. Op grond van arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is sprake van één dienst wanneer één of meerdere elementen de hoofddienst vormen, terwijl één of meer andere elementen bijkomende diensten zijn die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een dienst is bijkomend wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is maar een middel om de hoofddienst zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In dit geval ging het om twee afzonderlijke overeenkomsten waarvoor afzonderlijke vergoedingen waren bedongen. De omvang van de verstrekte lening was in verhouding tot de leasevergoeding aanzienlijk. Volgens Hof Amsterdam wilde de klant twee verschillende prestaties afnemen en had de lening met name als doel de belastingpositie van de afnemer in Frankrijk veilig te stellen. Het verstrekken van geldleningen is een vrijgestelde prestatie voor de omzetbelasting. De op die prestaties betrekking hebbende voordruk kan niet in aftrek worden gebracht. In geschil was of de mate van aftrek van voorbelasting moest worden bepaald op basis van de omzetverhouding of op basis van het werkelijke gebruik. De hoofdregel is dat splitsing van voorbelasting plaatsvindt aan de hand van de omzetverhouding. Alleen als blijkt dat het werkelijke gebruik van de ingekochte prestaties afwijkt van de omzetverhouding wordt de voorbelasting gesplitst aan de hand van het werkelijke gebruik. De inspecteur onderbouwde zijn standpunt voor splitsing aan de hand van het werkelijke gebruik echter niet. Het Hof ging daarom uit van splitsing aan de hand van de gerealiseerde omzet. Door het ontbreken van omzet op de lening was 100 % van de voorbelasting aftrekbaar.