Gemeente mocht WOZ-beschikking afgeven voor kantoorgedeelte van gesplitst pand na beschikking voor b

11 maart 2003 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AF9501 Zaaknr: BK-98/04547

Een kantoorpand met een aparte bovenwoning is in 1990 aangeschaft voor ƒ 290.000. Voor de bovenwoning is in 1997 een WOZ-waarde vastgesteld van ƒ 105.000, gevolgd door een aanslag onroerende zaakbelasting. Later in dat jaar wordt een aanslag onroerende zaakbelasting voor het kantoorgedeelte opgelegd, uitgaande van een WOZ-waarde van ƒ 308.000. In geschil is, of de inspecteur bevoegd was die laatste aanslag op te leggen. Niet in geschil is, dat het pand bestaat uit twee afzonderlijke gedeelten en dus uit twee objecten voor de wet WOZ. Gezien de WOZ-waarde volgens de eerste beschikking en het feit, dat de koopsom destijds ƒ 290.000 bedroeg en de eigenaar op de hoogte was van de splitsing van het pand kon de eigenaar er naar het oordeel van het Hof niet op vertrouwen, dat de eerste beschikking voor het hele pand gold. Dat betekent, dat de inspecteur bevoegd was voor het tweede deel een WOZ-beschikking vast te stellen en een aanslag onroerende zaakbelasting op te leggen. De inspecteur heeft de eigenaar van het pand voorafgaand aan de procedure een compromisvoorstel gedaan, waarbij de waarde van het gehele pand op ƒ 290.000 werd gesteld. Uit de reactie van de eigenaar blijkt, dat hij zich in die waardering kon vinden. Daarom past het Hof de WOZ-beschikking voor het kantoorgedeelte aan tot een waarde van ƒ 185.000.