Geruisloze inbreng ondanks verkoop deel onderneming in voorperiode

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF8535 Zaaknr: 38538

De Hoge Raad is van oordeel, dat bij de inbreng van een onderneming in een BV de faciliteit van de geruisloze inbreng ook kan worden toegepast als tegelijk met de inbreng een verandering van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. De faciliteit mag niet worden toegepast als de inbreng van de onderneming in een BV uiteindelijk is gericht op de overdracht of liquidatie van die onderneming. Dan is immers geen sprake van een 'omzetting van een onderneming' als bedoeld in de wet op de inkomstenbelasting. Volgens de Hoge Raad is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de wetgever de geruisloze inbreng zou hebben willen uitsluiten in gevallen waarin tegelijkertijd met de wijziging van de vorm waarin de onderneming wordt gedreven, ook wijzigingen in de aard of de omvang van de onderneming(sactiviteiten) worden aangebracht. In de casus, die aanleiding gaf tot dit arrest had de ondernemer, na op 14 september 1993 te hebben verklaard dat hij zijn onderneming vanaf 1 januari 1993 voor rekening en risico van een door hem op te richten BV zou drijven, op 1 december 1993 een deel van zijn onderneming heeft verkocht. Het resterende gedeelte van de onderneming dat, samen met de opbrengst van het verkochte gedeelte, is ingebracht in de B.V. vormde immers, naar het Hof heeft geoordeeld en in cassatie niet is bestreden, nog steeds een onderneming.