Geruisloze inbreng onderneming mogelijk ondanks beperking activiteiten

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV0824, 41754

Het overdragen van een IB-onderneming aan een (eigen) BV kan fiscaal op twee manieren: geruisvol (verkoop aan de BV, de overdragende ondernemer moet belasting betalen over de daarbij behaalde winst) of geruisloos. In dat geval gaan de belastingclaims op de onderneming van de IB-ondernemer over op de BV. Een geruisloze inbreng is ook mogelijk als er bij de inbreng wijzigingen in de aard of de omvang van de onderneming(sactiviteiten) worden aangebracht. Wel moet er na die wijziging nog sprake zijn van een voor rekening van de BV gedreven onderneming. Als dat niet meer het geval is kan er van een geruisloze inbreng geen sprake zijn.Een ondernemer die zijn eenmanszaak in een nieuw opgerichte BV inbracht deed een verzoek om toepassing van de geruisloze inbreng. De BV vormde daarna een commanditaire vennootschap (CV) met twee vroegere personeelsleden. Zij werden de beherende vennoten. De BV werd de commanditaire vennoot. Na de inbreng bestonden de activiteiten uit niet meer dan het verhuren van twee bedrijfspanden aan de CV en uit de commanditaire deelname in de CV. Dat was voldoende voor ondernemerschap omdat de BV in beperkte mate gerechtigd was tot het liquidatieoverschot van de CV. De faciliteit van de geruisloze inbreng kan echter niet worden toegepast als de inbreng deel uitmaakt van een geheel van rechtshandelingen dat is gericht op de overdracht of de liquidatie van de onderneming. Hof Amsterdam was van oordeel dat daarvan in dit geval sprake was omdat het de bedoeling was om uiterlijk op 31 december 2001 de onderneming over te dragen aan de voormalige werknemers. Daarmee overschreed het Hof echter de door de Hoge Raad gegeven verwijzingsopdracht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof om die reden vernietigd. Het Hof had alleen moeten onderzoeken of de BV nog winst genoot uit een (mede) voor haar rekening gedreven onderneming. Het Hof had vastgesteld dat de BV als commanditair vennoot gedurende vijf jaren medegerechtigd was tot het vermogen van een onderneming en zou delen in een eventueel liquidatiesaldo van de commanditaire vennootschap. Gedurende deze periode was sprake van een onderneming die voor rekening van de BV werd gedreven en dus had de inbrenger recht op toepassing van de geruisloze inbreng. De Hoge Raad heeft de inspecteur opgedragen om een nieuwe beschikking te geven op het verzoek van belanghebbende.