Gevolgen van non-discriminatiebepalingen in verdragen

28 april 2006 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP05-3340

De belastingverdragen van Nederland met België en met Suriname en de Belastingregeling voor het Koninkrijk bevatten non-discriminatiebepalingen. Inwoners van deze landen en van de Nederlandse Antillen en Aruba hebben daardoor recht op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen als inwoners van Nederland. Het zogenaamde grensarbeidersprotocol van het belastingverdrag met Duitsland verleent tegemoetkomingen aan inwoners van Duitsland wier inkomen voor tenminste 90% aan de Nederlandse belastingheffing is onderworpen. De gevolgen van deze bepalingen voor de Wet IB 2001 zijn in een besluit uit 2003 uiteengezet. Dat besluit is in verband met wetswijzigingen per 1 januari 2006 geactualiseerd. De wijzigingen zijn de invoering van de ouderschapsverlof- en de levensloopverlofkorting, het vervallen van de aanvullende kinderkorting en de aanpassingen van de persoonsgebonden aftrek voor buitenlandse belastingplichtigen. Voor inwoners van België heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat heffingskortingen voor de inkomstenbelasting volledig kunnen worden verleend indien daar recht op bestaat. Het heffingvrije vermogen en de persoonsgebonden aftrekposten moeten wel pro rata parte worden berekend. Het besluit schrijft voor op welke wijze de berekening dient te gebeuren. De mogelijkheid voor inwoners van andere lidstaten van de EU en van landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten om te kiezen voor toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen verhindert de toepassing van de non-discriminatiebepalingen en het grensarbeidersprotocol niet.