Gewijzigd besluit over woon-werkverkeer en autokostenforfait ter herstel van fouten

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2003/1490M

Aan de hand van een nieuw vraag- en antwoordbesluit geeft het ministerie van Financiën uitleg over de regeling voor privé gebruik auto. Dit besluit is genomen ter vervanging van het besluit van 25 februari 2003, welk besluit een onjuiste uitwerking van vraag 5 over de samenloop met de carpoolregeling bevatte. Sinds 1 januari 2002 geldt een gedeelte van het regelmatige woon-werkverkeer als privé-gebruik. Het gaat dan om woon-werkverkeer over een afstand van minder dan 10 km enkele reis of over een afstand van meer dan 30 km enkele reis. In het eerste geval is het hele woon-werkverkeer privé, in het laatste geval de kilometers boven een afstand van 30 kilometer. Voor de bijtelling wordt het als privé-gebruik aangemerkte deel van het woon-werkverkeer in 2002 en 2003 voor 1/3 deel meegeteld. Verder geldt, dat sprake is van regelmatig woon-werkverkeer wanneer op 60 dagen in een jaar naar dezelfde arbeidsplaats wordt gereisd. Voorheen lag dat op 40 dagen. Onderstaand volgt een aantal voorbeelden uit het besluit. - Als iemand op 45 dagen in een jaar met de auto van de zaak naar een arbeidsplaats reist op 8 km van zijn woning is geen sprake van regelmatig woon-werkverkeer en is er geen invloed op de bijtelling omdat het 60 dagen criterium niet wordt gehaald;- Reist iemand 80 dagen per jaar naar dezelfde arbeidsplaats, dan is dat regelmatig woon-werkverkeer. Bedraagt de afstand 60 kilometer enkele reis dan geldt als privé-gebruik het aantal dagen, waarop met de auto van de zaak wordt gereisd maal 2 keer 30 kilometer. Reist hij minder dan 60 dagen met de auto van de zaak dan heeft dat geen invloed op de bepaling of sprake is van regelmatig woon-werkverkeer;- Als iemand op 80 dagen in het jaar met de fiets naar zijn werk op 8 kilometer van zijn huis gaat en vandaar in een (bestel)auto van de zaak rijdt naar een opdrachtgever 32 km verderop dan is de reisafstand tussen de woning en het werk 40 km. Er is sprake van regelmatig woon-werkverkeer. De reisafstand naar de verst gelegen arbeidsplaats is van belang. Voorzover de reisafstand meer bedraagt dan 30 km is sprake van privé-kilometers: (40 – 30) = 10 km. Van de totale reisafstand van 40 km wordt echter 8 km met de fiets afgelegd. Uitsluitend de kilometers die met de auto van de zaak zijn afgelegd gelden als privé-kilometers. Per saldo gaat het in dit geval dus om 32 - 30 = 2 privé-kilometers. Voor de bijtelling tellen nu mee als privé-kilometers: 2 km x 80 dagen x 2 (heen en terug) x 1/3 (ingroeiregeling) = 107 km. Voor de 8 km per fiets is geen vrije vergoeding mogelijk, omdat de afstand korter is dan 10 km.- Iemand reist dagelijks met de auto van de zaak naar het werk. De reisafstand is 25 km. Het woon-werkverkeer leidt dus niet tot een bijtelling. Hij gebruikt de auto privé alleen voor zijn vakantie. Hij rijdt dan in een maand 2500 km met de auto. Gelet op het aantal privé-kilometers zou de bijtelling uitkomen op 10%. Hij mag niet bijtellen voor 1 maand, dus 1/12 x 10%, omdat hij het gehele jaar de beschikking heeft over een auto van de zaak. Dat betekent, dat de volledige bijtelling geldt. Dat de privé-kilometers in 1 maand worden afgelegd verandert hier niets aan. De lagere bijtelling moet aan de hand van een rittenregistratie blijken. Krijgt de werknemer in de vakantieperiode een andere auto, bijvoorbeeld een MPV, dan geldt de volgende bijtelling wegens privé-gebruik: 10% van (11/12 x de cataloguswaarde van zijn normale auto + 1/12 x de cataloguswaarde van de MPV). De werknemer moet dan wel aan de hand van een rittenregistratie van de beide auto’s kunnen laten blijken dat een bijtelling van 10% op zijn plaats is. Het besluit geldt ook voor winst- en resultaatgenieters.