23 maart 2005 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AT6192, 03/03859
In een procedure voor Hof Amsterdam was de afschrijving op verhuurde onroerende zaken van beleggingsmaatschappijen in geschil. De beleggingsmaatschappijen gingen uit van een vermoedelijke gebruiksduur van 33 1/3 jaar. De inspecteur kon zich met dat uitgangspunt op praktische gronden verenigen. De beleggingsmaatschappijen leverden aan de huurders steeds een pand in "ruwbouw" op, dat was voorzien van elementaire installaties, leidingen en een winkelpui. Verdere investeringen in het interieur waren voor rekening en risico van de huurders, evenals het onderhoud van de winkelpui en het interieur inclusief de installaties. Het constructieve onderhoud van de ruwbouw was voor rekening van de beleggingsmaatschappijen. Voor groot onderhoud vormden zij kostenegalisatiereserves. Volgens het Hof slaagden de beleggingsmaatschappijen er niet in om te bewijzen dat een afschrijvingspercentage van 3% gebruikelijk en aanvaardbaar was. Gelet op het gevoerde onderhoudsbeleid was er volgens het Hof geen ruimte voor afschrijving wegens technische veroudering van de opstallen. Met de technische veroudering werd rekening gehouden door het vormen van kostenegalisatiereserves en afschrijving van verbouwingen in 10 jaar. Voor zover geen kostenegalisatiereserves gevormd waren bestond er volgens het Hof gelet op de door de belastingdienst getaxeerde restwaarde van de panden en de oorspronkelijke aankoopprijs geen ruimte voor afschrijving.