14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT3947, 38180
Iemand speelde in de plaatselijke harmonie. Hij schonk in 1996 een bedrag van ƒ 195 aan de harmonie. Hof Den Bosch was van oordeel dat de harmonie een het algemeen nut beogende instelling was en dat er sprake was van een aftrekbare gift. De staatssecretaris ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad wees het beroep in cassatie af. Voor het aanmerken van een betaling als een gift is sinds 1 januari 1990 niet meer van belang of sprake is van een wel of niet-verplichte bijdrage, terwijl evenmin van belang is of de begiftigde de betaling mag beschouwen als de voldoening van een haar toekomende prestatie. Het oordeel van het Hof dat tegenover de betalingen geen op geld waardeerbare aanspraak stond was juist, aldus de Hoge Raad.