Glijclausule in inbrengakte voorkomt uitdeling bij latere kapitaaluitbreiding

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF1569 Zaaknr: 36966

Bij de inbreng van een onderneming in een BV is in de akte een fiscale glijclausule opgenomen. Die betreft de hoogte van de goodwill en de daarmee samenhangende storting op aandelen. Enkele jaren later wordt, onder verwijzing naar die akte, aandelenkapitaal uitgegeven omdat bij de oprichting meer is gestort. In de procedure over de aanslag inkomstenbelasting van het jaar van uitgifte heeft het Hof vastgesteld, dat de glijclausule uit de inbrengakte ook van toepassing is op de latere uitgifte van aandelen. Vast komt te staan, dat meer is uitgegeven dan overeenkomt met de waarde van de storting. Door de glijclausule wordt volgens Hof en Hoge Raad voorkomen, dat in het jaar van uitgifte een uitdeling van winst door de BV aan de aandeelhouder is gedaan. Aandeelhouder en BV hadden zich terecht op het standpunt gesteld, dat aanvankelijk te weinig aandelen waren uitgegeven. De hoogte van het extra uit te geven kapitaal was niet onredelijk vastgesteld.