14 mei 2007 | Ministerie van Financiƫn | besluit | CPP2002/737M
In aanvulling op een besluit van 2 november 2001 heeft de staatssecretaris van Financien een besluit uitgevaardigd over de toepassing van artikel 10a van de wet op de vennootschapsbelasting. Dat artikel beperkt in een aantal situaties de aftrek van betaalde rente over geldleningen tussen concernmaatschappijen. Het besluit bevat een tweetal tegemoetkomingen. De eerste betreft de situatie, waarin een kapitaalstorting in een Nederlandse vennootschap wordt teruggeleend aan de storter. Als de rente belast is bij de storter tegen een met het Nederlandse tarief vergelijkbaar tarief, wordt ervan uitgegaan, dat de reden voor de lening zakelijk is. Het in de wet genoemde bewijs om aftrek van betaalde rente mogelijk te maken hoeft dus niet geleverd te worden.De tweede tegemoetkoming betreft de verplaatsing van een vennootschap binnen het concern, waarbij de koopsom niet wordt betaald. Er is geen zakelijke reden voor de verplaatsing. De rente is bij de ontvanger door de verrekening van oude verliezen maar gedeeltelijk belast. Volgens de wettekst is de rente niet aftrekbaar, omdat de belastingheffing bij de ontvanger van de rente naar Nederlandse begripen niet redelijk is. De tegemoetkoming houdt in, dat aftrek van rente wordt toegestaan overeenkomstig het bij de ontvanger van de rente belaste deel.