14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1382 Zaaknr: 39648
Een ondernemer produceerde en verkocht handgesmede sieraden van goud en zilver. Hij stelde zich op het standpunt, dat deze sieraden kunstvoorwerpen waren. Kunstvoorwerpen vallen onder het lage tarief omzetbelasting, in tegenstelling tot andere voorwerpen die onder het normale tarief vallen. Volgens Hof Den Bosch waren de sieraden geen kunstvoorwerpen, omdat de maker ervan geen kunstenaar was. De sieraden waren een uiting van vakmanschap en geen kunstvoorwerp. Volgens de Hoge Raad vallen onder de omschrijving kunstvoorwerp alle soorten werken van de beeldhouwkunst, ongeacht het materiaal, tenzij het gaat om beeldhouwwerk met een commercieel karakter. Daarvan is sprake bij massaproductie en afgietsels. Lijfsieraden kunnen ook werken van beeldhouwkunst zijn. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet het begrip beeldhouwwerk ruim worden uitgelegd. Aan de opleiding en artistieke reputatie van de maker komt geen betekenis toe voor de beoordeling van de kunstvoorwerpen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem.