Heffing kapitaalsbelasting in verband met kapitaalstorting door grootmoeder- in kleindochtermaatscha

12 januari 2006 | Overig | jurisprudentie | C‑494/03

Volgens de Nederlandse Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer werd tot 31 december 2005 kapitaalsbelasting geheven wanneer kapitaal op aandelen van een in Nederland gevestigde vennootschap werd gestort. Er werd niet alleen kapitaalsbelasting geheven voor een directe storting op aandelen, maar ook werd kapitaalsbelasting geheven van een dochtermaatschappij voor de storting die een grootmoedermaatschappij deed in een kleindochtermaatschappij. Uitzondering gold voor de situatie dat zowel de dochter als de kleindochter in Nederland gevestigd waren. In dat geval werd alleen van de kleindochtermaatschappij geheven. Volgens het Hof van Justitie EG was deze regeling in strijd met de EG-richtlijn over de heffing van kapitaalsbelasting. Het Hof wees dit arrest in een procedure van een in Engeland gevestigde grootmoedermaatschappij, die een storting deed in haar Duitse kleindochtermaatschappij. In Duitsland is de kapitaalsbelasting per 1 januari 1992 afgeschaft. Voor de storting in de kleindochter hief Duitsland daarom geen belasting. De Nederlandse dochtermaatschappij moest kapitaalsbelasting betalen in verband met deze storting. Volgens de EG-richtlijn mag kapitaalsbelasting geheven worden van de kapitaalvennootschap waarvoor de betrokken inbreng bestemd is. De inbreng van kapitaal in vennootschappen binnen de EG mag slechts eenmaal worden belast. Omdat de storting volgens de regels van de EG-richtlijn bij de kleindochtermaatschappij aan de heffing van kapitaalsbelasting was onderworpen mocht deze storting niet meer worden belast bij een andere vennootschap.