Heretikettering alsnog mogelijk in verband met wijziging landbouwvrijstelling

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2005/3338M, Stcrt. nr. 58

Vooruitlopend op de invoering van de Wet IB 2001 is de landbouwvrijstelling per 27 juni 2000 gewijzigd. Die wijziging heeft ertoe geleid dat sommige landbouwers hun keuze voor ondernemingsvermogen wilden herzien voor zover het de ondergrond van de boerderij betrof. Onder de oude regeling was de waardevermeerdering door bestemmingswijziging belast. Bij staking van de onderneming en overgang van de woning naar het privévermogen was er geen sprake van een bestemmingswijziging. Onder de nieuwe regeling is een bestemmingswijziging niet meer relevant. Elke waardeverandering van de grond die los staat van de ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer van een landbouwbedrijf is belast. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten duidelijkheid verschaft over de gevolgen van de wijziging van de landbouwvrijstelling. Belastingplichtigen en de inspecteur hebben in een aantal gevallen afgesproken dat de definitieve keuze zou worden gemaakt na deze arresten van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in deze arresten onder meer bepaald dat:- heretikettering plaatsvindt volgens de nieuwe regels;- er geen deel van de eerdere waardestijging onbelast gelaten kan worden;- aparte heretikettering van ondergrond en opstal niet mogelijk is;- de waardedruk wegens voortgezette zelfbewoning niet hoger is dan volgens een besluit uit 2001.Wanneer de belastingplichtige bij zijn keuze van overgang van de woning met ondergrond naar het privévermogen blijft wordt een navorderingsaanslag opgelegd over het jaar 2000. Wanneer de belastingplichtige terugkomt op de keuzeherziening blijven de woning en ondergrond onderdeel van het ondernemingsvermogen. Uiterlijk op 30 juni 2006 moet de definitieve keuze schriftelijk bij de Belastingdienst bekend gemaakt worden.De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat onder de oude landbouwvrijstelling het gebruik van landbouwgrond voor de bouw van een woning inhield dat de grond werd onttrokken aan het gebruik voor de landbouw. Dit betekent dat bij verkoop of onttrekking aan het ondernemingsvermogen van de woning de waardeverandering van de ondergrond boven de waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik (WEVAB) van de grond op het moment van de bestemming tot ondergrond in de heffing wordt betrokken. De landbouwvrijstelling is slechts van toepassing op het verschil tussen de boekwaarde en de WEVAB van die grond op het moment van de bestemming tot ondergrond woning. Naar de mening van de staatssecretaris geldt dit ook voor de ondergrond van in het verleden gebouwde woningen die tot het ondernemingsvermogen behoren. Voor woningen die zijn gebouwd vóór 1 april 1986 geldt dat bij verkoop of onttrekking aan het ondernemingsvermogen alle waardeveranderingen vanaf 1 april 1986 boven de waarde in het economische verkeer van de ondergrond op 31 maart 1986 in de heffing worden betrokken. De waarde in het economische verkeer (WEV) van de ondergrond van de woning wordt op 31 maart 1986 geacht gelijk te zijn aan de WEVAB-ondergrond woning. Dit beleid geldt met ingang van 8 maart 2006. Belastingplichtigen die per 27 juni 2000 de woning en ondergrond hebben overgebracht naar het privévermogen kunnen nog gebruik maken van het oude beleid. De landbouwvrijstelling is dan nog van toepassing op het verschil tussen de boekwaarde en de WEVAB-ondergrond van de woning. De staatssecretaris keurt goed dat landbouwers er alsnog voor kiezen om als gevolg van de invoering van de Wet IB 2001 en de wijziging van de landbouwvrijstelling per 27 juni 2000 de woning te heretiketteren onder dezelfde voorwaarden als de ondernemers die hebben gekozen voor een vaststellingsovereenkomst. Als datum van heretikettering geldt 31 december 2005. De landbouwvrijstelling mag worden toegepast op het verschil tussen de boekwaarde van de ondergrond en de (fictieve) WEVAB-ondergrond van de woning per 31 december 2005. Heffing vindt plaats over het verschil tussen de WEV-ondergrond en de (fictieve) WEVAB-ondergrond op 31 december 2005. Opgemerkt zij dat aparte etikettering van opstal en ondergrond niet mogelijk is en dat de belanghebbende uiterlijk op 30 juni 2006 zijn keuze schriftelijk heeft kenbaar gemaakt aan de bevoegde inspecteur. De waardedruk in verband met zelfbewoning wordt vastgesteld op 20%.