14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | C‑63/04
Een ondernemer kan de hem in rekening gebrachte BTW in aftrek brengen, voor zover hij de afgenomen goederen of diensten gebruikt voor belaste prestaties. Voor investeringsgoederen geldt een jaarlijkse herziening van de aftrek in volgende jaren, afhankelijk van het gebruik van de investeringsgoederen in die jaren. De herzieningsperiode bedraagt volgens EG-richtlijnen vijf jaar, maar kan in de nationale wetgeving voor onroerende zaken tot maximaal 20 jaar worden verlengd. Vindt er een levering plaats tijdens de herzieningsperiode dan wordt het betreffende investeringsgoed geacht voor de resterende herzieningsperiode voor een economische activiteit van de belastingplichtige te worden gebruikt. Bij een belaste levering is deze economische activiteit volledig belast; bij een vrijgestelde levering wordt de activiteit geacht te zijn vrijgesteld. De herziening wordt in één keer verricht voor de gehele nog resterende herzieningsperiode. Volgens de Engelse wetgeving is de overdracht van nieuwe bedrijfsgebouwen geen vrijgesteld prestatie. Een gebouw is nieuw indien het minder dan drie jaar vóór de overdracht is opgericht. De Engelse belastingrechter heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EG over de herziening van de aftrek van voorbelasting in de volgende casus. Een universiteit verkocht een nieuw gebouw aan een vennootschap waarvan de universiteit de aandelen had. De vennootschap verhuurde het gebouw met BTW aan de universiteit voor een duur van 20 jaar. De vennootschap kon de bij de aankoop betaalde voorbelasting aftrekken. Binnen drie jaar na de aankoop van het gebouw vestigde de vennootschap een huurrecht voor de duur van 999 jaar ten behoeve van een andere vennootschap van de universiteit. De huurovereenkomst voor 20 jaar met de universiteit bleef in stand. De vestiging van het huurrecht gebeurde tegen betaling van een bedrag ineens en een symbolisch jaarlijks huurbedrag. De vennootschap verkocht de resterende blote eigendom drie dagen later aan de universiteit voor een bedrag van 1.000 GBP. Het sluiten van de huurovereenkomst voor 999 jaar was een vrijgestelde handeling, omdat sprake was van verbonden rechtspersonen. De overdracht van het resterende eigendomsrecht was een belastbare handeling omdat het gebouw nog geen drie jaar oud was op het moment van de levering. De vraag was hoe in deze casus de herzieningsregeling moest worden toegepast. Moest worden aangesloten bij de juridische levering die belast was of bij de onbelaste huurovereenkomst voor 999 jaar? Naar het oordeel van het Hof van Justitie EG waren de twee rechtshandelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Beide handelingen waren leveringen voor de BTW, omdat de macht om als eigenaar over een investeringsgoed te beschikken werd overgedragen. Voor de herziening van de aftrek van voorbelasting moest er van uitgegaan worden dat het gebouw tot aan het einde van de herzieningsperiode voor een gedeeltelijk belaste en gedeeltelijk vrijgestelde economische activiteit zou worden gebruikt in de verhouding van de waarde van de twee handelingen.