Hof Den Bosch stelt prejudiciele vragen over woonplaatsfictie in successiewet

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AN9440 Zaaknr: 02/01531

In een procedure over het successierecht heeft Hof Den Bosch een tweetal prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EG. De procedure heeft betrekking op de bepaling in de Nederlandse successiewet, waardoor schenkingen en nalatenschappen van Nederlanders, die minder dan 10 jaar voor de schenking of het overlijden uit Nederland zijn geëmigreerd, hier belast zijn. De eerste vraag is of die bepaling een toegestane beperking is van de vrijheid van kapitaalverkeer in de zin van het EG-verdrag. De tweede vraag is of deze bepaling een verboden vorm van willekeurige discriminatie is door de beperking tot personen met de Nederlandse nationaliteit. Het Hof komt tot die vragen op grond van de volgende overwegingen. De fictie, dat iemand na zijn emigratie geacht wordt in Nederland te wonen is een nationale maatregel die de vrijheid van het kapitaalverkeer belemmert of minder aantrekkelijk maakt. Het is als zodanig een vertrekbelemmering, omdat deze bepaling alleen kans op nadeel meebrengt vanaf de eerste dag na de emigratie, gevolgd door een vererving van de nalatenschap van het vermogen binnen tien jaren nadien. Nederland heft in de tien jaren na emigratie van Nederlanders namelijk wel bij wanneer in het buitenland minder successierecht of schenkingsrecht geheven is, terwijl Nederland geen restitutie of verrekening verleent als in het buitenland meer successierecht geheven is.