14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AP4520 Zaaknr: BK-03/00448
Een ondernemer kocht in 1990 samen met zijn echtgenote een perceel bouwgrond waarop zij een woning met een aangrenzend kantoor bouwden. Dit kantoor en de helft van de oppervlakte van het perceel werd ingebracht als ondernemingsvermogen. De boekwaarde van het kantoorpand en de grond bedroeg op 1 januari 2000 ƒ 300.192. In verband met een verhuizing van de onderneming werd het kantoor overgebracht naar het privé-vermogen. De Belastingdienst heeft de waarde per oktober 2000 vastgesteld op ƒ 213.000. De ondernemer heeft zich met deze waarde akkoord verklaard. In zijn aangifte stelde hij de waarde van het kantoor op 65% van dit bedrag wegens zelfbewoning van het kantoorpand. Hij beriep zich daarbij op een besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2001, nr. CPP2001/1381. Volgens Hof Den Haag was aan de voorwaarden voor toepassing van dat besluit niet voldaan omdat er geen sprake was van een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. Wel was er sprake van een waardedrukkende factor omdat het kantoor niet afzonderlijk kon worden verkocht en na de overgang naar het privé-vermogen deel ging uitmaken van de woning van de ondernemer. Het Hof berekende de waarde in overeenstemming met het besluit op 65 percent van ƒ 213.000.