14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU9524, 41679
De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Amsterdam vernietigd in een procedure die betrekking had op een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1992. De verzoeken van de inspecteur om uitstel van de zitting had het Hof steeds gehonoreerd, maar het verzoek om uitstel door de belanghebbende wees het Hof af omdat het te laat was gedaan. Het verzoek was gebaseerd op tijdgebrek van zijn voormalige secretaresse, door wie de belanghebbende zich wilde laten bijstaan. In cassatie beriep de belanghebbende zich op schending van de beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder het verdedigingsbeginsel. De Hoge Raad honoreerde dit beroep. De griffier van het Hof had de door de belanghebbende op de zitting voorgedragen pleitnota niet met de gedingstukken naar de Hoge Raad gestuurd. Daardoor kon de Hoge Raad niet beoordelen of het Hof terecht geen aanleiding had gezien om de belanghebbende méér mogelijkheden te bieden om zijn zaak te bepleiten dan hem ter zitting ter beschikking stonden. Daarnaast had het Hof beslist dat de belanghebbende de vereiste aangifte niet had gedaan. De inspecteur had zich daar niet op beroepen, maar het Hof paste de omkering van de bewijslast toe zonder de belanghebbende in de gelegenheid te stellen zich daaromtrent uit te laten. De Hofuitspraak was daarom niet voldoende gemotiveerd.