28 mei 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AN8150 Zaaknr: 38996
De belastingdienst heeft aan een BV naheffingen opgelegd voor het invoerrecht, de omzetbelasting en landbouwheffingen. Deze naheffingen hadden betrekking op verschillen tussen de werkelijke voorraad in een douane-entrepot en de administratieve voorraad. De BV maakte bezwaar tegen de naheffingen. De belastingdienst kwam gedeeltelijk aan de bezwaren tegemoet. De BV ging in beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bij de Tariefcommissie. Omdat met ingang van 1 januari 2002 de douanekamer van Hof Amsterdam in de plaats is getreden van de Tariefcommissie deed dit uitspraak op het beroep. Het Hof was van oordeel dat het ingestelde beroep niet (meer) was gericht tegen de uitspraak van de Inspecteur, voorzover die betrekking had op de landbouwheffingen. Dat oordeel was gebaseerd op een uitlating, die de BV in de procedure heeft gedaan. De Hoge Raad heeft het daartegen ingestelde beroep in cassatie afgewezen. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof met zijn uitlegging van de uitlating van de BV een oordeel gegeven, dat niet onbegrijpelijk is of onvoldoende is gemotiveerd.