Hof motiveert niet-ontvankelijkheidverklaring onvoldoende

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA3315, 43254

Hof Den Bosch verklaarde een beroepschrift niet ontvankelijk omdat het te vroeg was ingediend. De inspecteur had de uitspraak niet naar de adviseur van de belanghebbende gestuurd. Volgens het Hof zou de beroepstermijn pas beginnen wanneer de inspecteur de uitspraak naar de adviseur had gestuurd. Het Hof vergat daarbij dat de adviseur ook op andere wijze de beschikking kan krijgen over (een afschrift van) de uitspraak. Naar het oordeel van de Hoge Raad begint de beroepstermijn te lopen op de dag waarop de adviseur de beschikking heeft gekregen over de uitspraak op het bezwaarschrift. De adviseur had op 3 augustus 2004 bij het Hof namens de belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift. Die uitspraak was als bijlage meegezonden, voorzien van de aantekening "ontvangen 5/7/04". Volgens de Hoge Raad had het Hof deze brief moeten aanmerken als een tijdig ingediend beroepschrift, tenzij het Hof zou hebben vastgesteld dat de gemachtigde de uitspraak op het bezwaar meer dan zes weken vóór de indiening van het beroepschrift had ontvangen.