Hof onderbouwde uitgangspunten voor waardering niet: uitspraak vernietigd

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU8177, 41806

Een BV verkocht een stuk grond aan haar aandeelhouders voor een bedrag van ƒ 250.000. De waarde van dat stuk grond bedroeg, uitgaande van een mogelijke bestemmingswijziging van de grond tot bouwgrond voor woningbouw, beduidend meer. De inspecteur stelde de waarde op ƒ 645.000, uitgaande van de latere verkoop van ondermeer dit stuk grond aan een bouwbedrijf. Het verschil tussen de waarde van de grond en de betaalde koopsom merkte hij aan als een uitdeling van winst door de BV aan de aandeelhouder. De aandeelhouder bestreed de door de inspecteur aangebrachte correctie. Volgens Hof Den Haag wisten de aandeelhouder en de BV dat de waarde van de verkochte grond beduidend hoger was dan de verkoopprijs. Het Hof stelde de waarde van de grond ten tijde van de verkoop vast op een lager bedrag dan de inspecteur had gedaan, namelijk op ƒ 402.000. Dat hield een winstuitdeling in van ƒ 152.000 aan de aandeelhouder. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd omdat deze onvoldoende gemotiveerd was. Het Hof was uitgegaan van een door de belanghebbende overgelegd taxatierapport voor de berekening van de waarde. Dat taxatierapport vermeldde een waarde vrij op naam en inclusief omzetbelasting. De overdracht door de BV aan de aandeelhouders was echter “kosten koper”. Het Hof had moeten onderbouwen waarom bij de waardebepaling geen rekening hoefde te worden gehouden met het verschil tussen kosten koper en vrij op naam.