Hof onderzocht aanwezigheid vervangingsvoornemen onvoldoende

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT8188,40857

Hof Amsterdam weigerde in een procedure aan een BV de vorming van een vervangingsreserve voor de met de verkoop van een aantal beleggingspanden behaalde boekwinst, omdat er geen vervangingsvoornemen was. De BV had zich er voor het Hof op beroepen dat zij onderdeel was van een onroerendgoedconcern, dat stelselmatig aan haar vervangingsverplichting voldeed. Volgens het Hof was dat een aanwijzing in de sfeer van de aandeelhouder van de BV en had dat niets te maken met een vervangingsvoornemen van de directie van de BV. Naar het oordeel van de Hoge Raad kan het feit dat de BV behoort tot een concern dat zich bezighoudt met de aan- en verkoop en de exploitatie van onroerende zaken wel degelijk van belang zijn bij de beoordeling of sprake is van een vervangingsvoornemen. Het oordeel van het Hof was onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag.