Hof vernietigt conserverende aanslag bij emigratie naar België

3 november 2006 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNAZ3910,04/00387

Bij emigratie van een aanmerkelijk belanghouder legt Nederland een conserverende aanslag op ter behoud van de fiscale claim op de meerwaarde van de aandelen. Deze aanslag wordt niet ingevorderd, tenzij de aandelen binnen een periode van 10 jaar na emigratie worden vervreemd. Nederland belast de meerwaarde van aanmerkelijk belangaandelen bij “thuisblijvers” alleen indien en voor zover deze is gerealiseerd. Volgens het Hof van Justitie EG is dat systeem van heffing in strijd met het EG-recht, omdat het een belemmering van het vrije verkeer vormt. Een dergelijke belemmering is toegestaan om een op het territorialiteitsbeginsel gebaseerde verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen twee Lidstaten te waarborgen. Volgens Hof Den Bosch is het niet toegestaan dat een Lidstaat daarmee waarborgen schept voor heffingsrechten, die zij volgens de verdeling van de heffingsbevoegdheid niet heeft. Onder het Nederlands-Belgische Belastingverdrag van 1970 had Nederland geen heffingsbevoegdheid over vermogenswinsten die een inwoner van België behaalde met aandelenbelangen in buiten Nederland gevestigde vennootschappen. Nederland had daarom niet de bevoegdheid om een aanslag op te leggen voor ongerealiseerde vermogenswinsten op dergelijke aandelen. Volgens het Hof mag Nederland bij emigratie ook niet heffen over niet gerealiseerde vermogenswinsten op aandelen in vennootschappen die in Nederland gevestigd zijn. Volgens het Nederlands-Belgische Belastingverdrag van 1970 heeft Nederland alleen een heffingsrecht bij realisatie van deze vermogenswinsten, mits deze realisatie plaats vindt binnen een periode van vijf jaar na emigratie naar België. Het Hof vernietigde daarom de opgelegde aanslag. Met de inmiddels verkregen uitgebreidere heffingsrechten, zoals deze zijn opgenomen in het Verdrag Nederland-België van 2001, hoefde geen rekening te worden gehouden, aldus het Hof. De aanslag en de daaraan verbonden voorwaarden moesten worden beoordeeld op het moment van de oplegging daarvan. Een schending van het EG-recht kan niet worden opgeheven door de voorwaarden met terugwerkende kracht te versoepelen.