14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AT6390, 02/02789
Een belastingplichtige vroeg in zijn bezwaarschrift tegen een WOZ-beschikking te worden gehoord door de gemeente. De gemeente voldeed niet aan dat verzoek. Volgens de gemeente hoefde dat niet op grond van gemeentelijke verordeningen en gebeurde het daarom nooit in belastingaangelegenheden. De gemeente heeft echter niet de bevoegdheid om van een uit de wet voortvloeiende verplichting af te wijken. De wet schrijft namelijk voor dat de gemeente verplicht is om een belanghebbende te horen als hij daar tijdens de bezwaarfase om heeft verzocht. Naar het oordeel van Hof Den Bosch was de belanghebbende benadeeld door het niet-horen omdat hij met de gemeente van mening verschilde over de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan en de gemeente hem niet in de gelegenheid had gesteld zijn bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Gezien de opvatting van de gemeente over de hoorplicht voorzag het Hof niet zelf in de zaak maar vond het terugwijzing van de zaak geboden.Het Hof droeg de gemeente op om de belanghebbende binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak te horen en uiterlijk op 1 juli 2005 een voor beroep vatbare uitspraak te doen.