14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | 36898
De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting een aantal correcties aangebracht, omdat de betrokkene naar de mening van de inspecteur niet zijn volledige inkomen heeft aangegeven. Het Hof heeft in de procedure het standpunt van de inspecteur aannemelijk geacht. De betrokkene, die meende, dat de inspecteur zijn stelling moest bewijzen, werd door de opvatting van het Hof overvallen. Vervolgens is hij door het Hof, volgens de Hoge Raad ten onrechte, niet in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. De uitspraak van het Hof steunt voor een groot deel op het door het Hof aangenomen standpunt van de inspecteur. Daarom kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.