Hof verzuimt te onderzoeken of te laat binnengekomen beroepschrift tijdig is verzonden

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF9706 Zaaknr: 38245

Procedures over douanerechten werden in het verleden voor de Tariefcommissie gevoerd. Sinds enige tijd is de belastingkamer van het Gerechtshof de bevoegde rechter. Volgens de Hoge Raad heeft het Gerechtshof in Amsterdam de indiener van een beroepschrift ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. In plaats van zijn beroepschrift aan de Tariefcommissie te richten stuurde hij het aan het Gerechtshof. Hof en Commissie hadden weliswaar dezelfde postbus, maar dat hield volgens de Hoge Raad niet in, dat het beroepschrift juist was geadresseerd. Het Hof had voldaan aan de verplichting tot doorzending. Volgens de geldende regels werd het beroepschrift geacht binnen twee weken na ontvangst door het Hof te zijn doorgestuurd. Het beroepschrift was daardoor te laat ingekomen bij de Tariefcommissie. Omdat het binnen een week na het verstrijken van de beroepstermijn was binnengekomen had het Hof moeten onderzoeken of het beroepschrift binnen de beroepstermijn was verstuurd. Omdat het Hof dat niet had gedaan vernietigde de Hoge Raad de Hofuitspraak en verwees hij de zaak terug naar het Hof.