Hof wijst zaak terug naar rechtbank wegens schending procesorde

20 maart 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBA5117, 06/00098

In het belastingrecht hoeft, bij een geschil tussen de belastingplichtige en de belastingdienst, een stelling of een standpunt niet altijd overtuigend te worden bewezen. Wanneer een ingenomen standpunt door de wederpartij niet wordt tegengesproken kan de belastingrechter dit als vaststaand aannemen. Volgens de Hoge Raad moet de belastingrechter, wanneer hij ten nadele van een partij een vermoeden aan wil nemen, daarvan mededeling doen en onderzoeken of deze mededeling voor die partij aanleiding vormt om tegenbewijs te leveren. Hof Den Bosch was van oordeel dat de rechtbank Breda zich niet aan dat voorschrift had gehouden. Uit het proces-verbaal van de zitting bleek dat de inspecteur uitging van een (niet-ontzenuwd) vermoeden dat de belastingplichtige bepaalde inkomsten had genoten en verzwegen. Noch uit de uitspraak van de rechtbank, noch uit het proces-verbaal van de zitting bleek dat de rechtbank aan de belastingplichtige had medegedeeld dat de rechtbank dit vermoeden over wilde nemen. Volgens het Hof volgde daaruit dat de belastingplichtige niet in de gelegenheid was gesteld om alsnog tegenbewijs te leveren om dit vermoeden te ontzenuwen. Verder was de rechtbank niet ingegaan op het pleidooi van de belastingplichtige dat de inspecteur ondanks het ontbreken van een nieuw feit een navorderingsaanslag had opgelegd. De rechtbank had eerst moeten onderzoeken of was voldaan aan de eis van een nieuw feit alvorens het beroep ongegrond te verklaren. Gezien de tekortkomingen heeft het Hof de zaak teruggewezen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.