Hoge Raad bevestigt Hofuitspraak over niet toepassen gelijkheidsbeginsel bij navordering CDK-biljett

23 april 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AL8260 Zaaknr: 38262

De CDK-bank heeft in het verleden spaarbiljetten uitgegeven, waarvan door tussenpersonen de blote eigendom werd verkocht. Deze "blote eigendom" wordt fiscaal behandeld als volle eigendom van met disagio uitgegeven toonderpapieren. Een groot deel van de bezitters van dergelijke spaarbiljetten is na een onderzoek door de FIOD bekend geraakt bij de belastingdienst. Dat heeft in een groot aantal gevallen tot navordering van inkomstenbelasting of tot correctie van aangegeven inkomens geleid. Niet alle bezitters van deze spaarbiljetten zijn voor de inkomsten daaruit of de waarde daarvan in het economische verkeer in de heffing van de inkomsten en vermogensbelasting betrokken. Een bezitter deed daarom in een procedure voor het gerechtshof een beroep op ongelijke behandeling. Het Hof wees dat beroep af, omdat de bezitter niet bewees, dat er begunstigend beleid van de belastingdienst was, waarvan in zijn geval was afgewezen. De Hoge Raad heeft die uitspraak in cassatie bevestigd. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de belastingplichtige die zich beroept op niet gepubliceerd begunstigend beleid, waarvan in zijn geval is afgeweken, wijst op gevallen waarin vergelijkbare belastingplichtigen gunstiger zijn behandeld. Vervolgens moet de inspecteur die ongelijke behandeling verklaren en bewijzen dat die niet voortvloeit uit een begunstigend beleid. Uiteindelijk ligt het bewijsrisico bij de belastingplichtige. Volgens de Hoge Raad hebben de belanghebbenden niet bewezen dat de inspecteur in de uitvoering van het beleid systematisch van de wet is afgeweken.