Hoge Raad stelt prejudiciele vragen over BTW bij de verstrekking van software

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AI0665 Zaaknr: 37859

Computersoftware is ingewikkelde materie. Dat geldt ook op het gebied van belastingen. Niet duidelijk is of er voor de heffing van BTW sprake is van de levering van een goed (de CD-rom waarop het programma staat) of een dienst, bestaande uit het verschaffen van een gebruiksrecht. Het belang van het onderscheid is gelegen in de plaats van levering of de plaats van dienst en daarmee het recht om BTW te mogen heffen. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG lijkt uit te gaan van het aannemen van een levering als er sprake is van standaardprogramma’s op een fysieke drager als een CD-rom, diskette of dergelijke. De Hoge Raad heeft een aantal prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EG. Het ging om een door een Nederlandse verzekeraar in de Verenigde Staten gekocht standaardpakket voor verzekeringsmaatschappijen, dat op een aantal punten werd aangepast aan de wensen van de Nederlandse verzekeraar. Die vragen zijn de volgende:1. Is het verschaffen van standaard software die is vastgelegd op een drager en het vervolgens aanpassen daarvan aan de behoeften van de koper het verrichten van een enkele prestatie, ook als daarvoor afzonderlijke vergoedingen worden bedongen? b. Als er sprake is van een prestatie, is dat dan een dienst, waarin de levering van de drager opgaat? c. Zo ja, wat is dan de plaats waar deze dienst wordt verricht? 2. Als niet sprake is van een prestatie, geldt het verstrekken van de standaard software op de drager dan als de levering van een lichamelijke zaak, waarvoor de overeengekomen afzonderlijke prijs de vergoeding vormt?b. Als de verstrekking van de standaard software een dienst is, waar wordt deze dan verricht? c. Geldt voor de dienst bestaande uit de aanpassing van de software hetzelfde als voor het verstrekken van de standaardsoftware?De belastingdienst stelde zich op het standpunt, dat er sprake is van een dienst voor het geheel, bestaande uit het verstrekken van een licentie voor het aangepaste pakket. De verzekeringsmaatschappij ging uit van twee prestaties, namelijk de levering van de standaardsoftware als een goed en vervolgens een dienst bestaande uit de aanpassing van de software en de installatie daarvan. De levering onttrekt zich dan aan de Nederlandse BTW, omdat deze in de Verenigde Staten heeft plaatsgevonden. Hof Amsterdam was van oordeel, dat er in het geheel geen levering had plaatsgevonden, maar uitsluitend een dienst, die in Nederland was verricht. Pas na de in Nederland verrichte werkzaamheden had de verzekeringsmaatschappij volgens het Hof de beschikkingsmacht gekregen over de software. Naar het oordeel van het Hof ging het niet om standaard software maar om specifieke.