14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AO6231 Zaaknr: 03/567 AOW
Gehuwden worden verondersteld een gezamenlijke huishouding te voeren. Op basis daarvan wordt, wanneer zij 65 jaar worden, hun AOW-uitkering vastgesteld. Als gehuwden duurzaam gescheiden leven hebben zij recht op een ongehuwden-uitkering. Van duurzaam gescheiden leven is sprake als ieder zijn eigen leven leidt alsof hij niet gehuwd is en die toestand niet tijdelijk bedoeld is. De verbreking van de echtelijke samenleving moet door tenminste een van de echtgenoten gewenst zijn. In het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokken partners de bedoeling hebben om te gaan samenleven. Volgens de Centrale Raad van Beroep is het mogelijk, dat vanaf de huwelijksdatum sprake is van duurzaam gescheiden leven. Dat moet wel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijken. Die bijzondere omstandigheden deden zich in het volgende geval voor. Twee mensen waren al jaren bevriend. Zij woonden allebei zelfstandig. Een van hen verwachtte op korte termijn te sterven. Om zijn nalatenschap te regelen zijn zij getrouwd. Ook daarna bleven zij zelfstandig wonen. Wel verzorgde de gezonde partner de zieke echtgenoot. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel, dat uit hun verklaringen blijkt dat hun intentie niet was gericht op een samenleving, maar alleen op een zakelijke regeling van de erfenis. De echtgenoten hebben volgens de Centrale Raad van Beroep recht op een ongehuwdenuitkering voor de AOW.