Ingekomen werknemer is iemand die bij werving niet in Nederland woont

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU2301, 41398

De belastingdienst weigerde een beschikking voor de 30%-regeling af te geven aan een voetbalclub voor een jonge profvoetballer. De reden daarvoor was dat de voetballer in de periode voorafgaande aan zijn eerste dienstverband in Nederland had deelgenomen aan de jeugdopleiding van een Nederlandse voetbalclub. In die periode verbleef hij steeds tijdelijk in Nederland op een toeristenvisum en woonde hij in het buitenland. Hij had in die periode geen tewerkstellingsvergunning en kreeg ook geen salaris. Volgens Hof Den Bosch was de situatie bij het aangaan van het eerste arbeidscontract maatgevend voor de beoordeling of het verzoek om toepassing van de 30%-regeling moest worden toegewezen. Op het moment van aangaan van het eerste arbeidscontract woonde de voetballer in het buitenland. Daarom kon de 30%-regeling worden toegepast. De Hoge Raad was het met dat oordeel eens. Ondanks de stelling van de belastingdienst dat de aanwerving van de voetballer in Nederland gebeurde kon het Hof toch oordelen dat de voetballer "uit een ander land aangeworven" was. Het oordeel van het Hof dat de 30%-regeling tot 1 juli 2008 gold was echter niet juist. De regeling geldt voor een periode van maximaal 10 jaar. De voetballer was op 1 juli 1998 met zijn eerste dienstbetrekking in Nederland begonnen, maar het Hof had de looptijd moeten verminderen met de perioden van verblijf in Nederland tijdens de deelname aan de jeugdopleiding. Omdat de duur van dat verblijf niet vaststond verwees de Hoge Raad de zaak naar Hof Arnhem om uit te zoeken wat de resterende looptijd van de regeling is.