Inkomen studerend kind voorkwam alleenstaande-ouderkorting

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA2914, 06/00367

Een belastingplichtige die in een kalenderjaar meer dan zes maanden geen fiscale partner heeft en een gezamenlijke huishouding voert met een kind dat in belangrijke mate door hem wordt onderhouden en dat jonger is dan 27 jaar heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting. Voor onderhoud in belangrijke mate is vereist dat de bijdrage van de ouder in de kosten van levensonderhoud van het kind tenminste € 386 per kwartaal beloopt. De bijdrage moet wel "drukken" op de ouder. Als het kind over voldoende eigen middelen beschikt om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien drukt de bijdrage niet op de ouder. Een studerend kind dat in het jaar 2004 met stages, vakantiewerk en een lijfrente-uitkering een inkomen van ruim € 7.000 had, waarvan hij bijna € 4.000 kon sparen, beschikte over voldoende eigen middelen. Het spaargeld was bestemd om na de opleiding een auto te kopen. Het inkomen van het kind was hoger dan de genormeerde kosten voor thuiswonende studenten. Bijzondere omstandigheden die moesten verklaren waarom de ouder zich verplicht had kunnen voelen om uitgaven voor het levensonderhoud van het kind te doen waren er niet. In ieder geval was het in de gelegenheid stellen om te sparen voor toekomstige uitgaven geen bijzondere omstandigheid.