Inkoop aandelen bij wijziging AB-regime bleef niet onbelast

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AN4853 Zaaknr: 38601; LJN-nummer: AN4856 Zaaknr: 38602

Met ingang van 1 januari 1997 is de regeling van de belastingheffing bij een aanmerkelijk belang veranderd. Sinds die datum valt de inkoop van aandelen door de vennootschap ook onder de vervreemdingsvoordelen uit aanmerkelijk belang en wel op het moment van de verkoop. Tot 1 januari 1997 hoorde de opbrengst van inkoop van eigen aandelen tot de inkomsten uit vermogen. Een aanmerkelijk belanghouder probeerde van de wetswijzigingen te profiteren. Hij verkocht zijn aandelen eind 1996 aan de BV. De levering en betaling van de aandelen vond begin 1997 plaats. Hij was van mening, dat het voordeel in geen van beide jaren belast kon worden. Volgens de nieuwe regeling had de inkoop in 1996 plaatsgevonden, maar in dat jaar was niets genoten. In 1997 was weliswaar de opbrengst ontvangen, maar had zich volgens de nieuwe regeling geen belastbaar feit voorgedaan. De belastingdienst was van mening dat de verkoopwinst in beide jaren belast kon worden. In 1996 als winst uit aanmerkelijk belang en in 1997 als inkoop van aandelen, zij het dat een redelijke wetstoepassing meebracht dat op de in 1997 te heffen belasting de in 1996 geheven inkomstenbelasting in mindering kwam. De belastingdienst belastte het voordeel in 1996. De aandeelhouder verwerkte de inkoop van aandelen niet in zijn aangifte over 1997. Ondanks dat de belastingdienst op de hoogte was van de transactie volgde zij aanvankelijk de ingediende aangifte. Daarna werd een navorderingsaanslag opgelegd. Ondanks het ontbreken van een nieuw feit mocht worden nagevorderd, omdat de belastingdienst voor het opleggen van de – onjuiste - definitieve aanslag al had meegedeeld de opbrengst van de inkoop in 1997 te willen belasten. Hof Amsterdam was van oordeel, dat in 1996 geen voordeel kon worden belast omdat er niets was genoten. In 1997 was er wel iets genoten. Omdat de inkoop voor 1 januari 1997 had plaatsgevonden viel de transactie volgens het Hof niet onder de nieuwe aanmerkelijk belangbepalingen, maar onder de inkomsten uit vermogen volgens de regeling zoals die tot die datum gold. Wel vond het Hof dat het bijzondere tarief voor AB-voordelen van 25% zoals dat sinds 1997 geldt, moest worden toegepast in plaats van het 45% tarief voor vermogensinkomsten. De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie tegen de Hofuitspraken voor 1996 en 1997 afgewezen. De uitspraken van het Hof zijn daarmee in stand gebleven.