14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA1376,04/01162
In een procedure over de stakingswinst die een ondernemer behaalde bij het beëindigen van zijn landbouwbedrijf verschilden de inspecteur en de ondernemer over de toepassing van een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning bij de onttrekking van bedrijfsgebouwen. De inspecteur hanteerde als beleid dat hij uitging van de waarde in verhuurde staat van bedrijfsgebouwen wanneer bij de staking van de onderneming niet alleen een woonhuis maar ook bedrijfsgebouwen naar het privévermogen overgingen en volgens het taxatierapport de bedrijfsgebouwen niet los verkoopbaar of verhuurbaar waren. Omdat de woning al in het jaar 2000 naar het privévermogen was overgebracht en de staking pas in 2001 werd afgerond wilde de inspecteur dat beleid niet toepassen. Hof Arnhem deelde de opvatting van de inspecteur niet. De staking van de onderneming was in 2000 begonnen met de onttrekking van de woning aan het ondernemingsvermogen en was op 31 december 2001 voltooid. Het Hof zag in het tijdsverloop geen reden om het eerder vermelde beleid niet toe te passen. Volgens het Hof gold als uitgangspunt voor het taxatierapport dat de bedrijfsgebouwen niet los verkocht of verhuurd konden worden. Dat bleek uit een brief van de ingeschakelde taxateur. Het mocht de belanghebbende niet worden tegengeworpen dat de taxateur van de belastingdienst dit uitgangspunt niet met zoveel woorden in zijn verslag van de taxatie had opgenomen. Het Hof hield rekening met een waardedruk van 25%.