14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AS4661,BK 471/03; AS4666, BK 472/03
De belastingdienst legde aan een ondernemer ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting en WAZ op over 1999, omdat hij geen aangifte had gedaan. De ondernemer maakte bezwaar tegen deze aanslag en diende daarbij alsnog het aangiftebiljet over 1999 in. De aangegeven winst was laag vanwege een forse toename van de voorziening voor oninbaarheid van debiteuren. De inspecteur hield daarmee geen rekening. Hij had aan de adviseur van de ondernemer om informatie gevraagd. Daaruit bleek dat de voorziening betrekking had op één slecht betalende klant. De gehele vordering per 31 december 1998 op die klant was voorzien. Dat gold ook voor de toename van de vordering in 1999. Niet bekend was of de ondernemer enige actie had ondernomen om de vordering te innen. Na een aantal verzoeken om informatie aan de ondernemer zelf, die zonder reactie bleven, handelde de inspecteur het bezwaarschrift af. Hof Leeuwarden verklaarde het beroep van de ondernemer ongegrond. Door het niet doen van aangifte moest hij bewijzen dat de aanslag niet juist was. Daarin slaagde hij niet.