14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO8311 Zaaknr: 02/01505; LJN-nummer: AO8883 Zaaknr: 03/03822
Voor de beoordeling van de verzekeringsplicht van ondernemers voor het ziekenfonds wordt uitgegaan van de op de peildatum bekende gegevens. Veelal zal dat het voorlopig vastgestelde inkomen zijn. Als een voorlopige aanslag is vastgesteld krijgt het in die aanslag vastgestelde inkomen voorrang boven het inkomen, dat volgt uit de ingediende aangifte inkomstenbelasting. In een geval waarin uit de aangifte een inkomen beneden de ziekenfondsgrens volgde was op grond van de te hoge voorlopige aanslag geen verzekeringsplicht aangenomen. De inspecteur verklaarde voor Hof Amsterdam dat hij als er geen voorlopige aanslag zou zijn opgelegd de verzekeringsplicht aan de hand van het in de aangifte berekende belastbare inkomen zou hebben berekend. Het Hof vond dat een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond. De inspecteur moest alsnog een verklaring afgeven, dat de ondernemer verplicht verzekerd was. In een geval, waarin een eerste voorlopige aanslag was vastgesteld met een inkomen beneden de ziekenfondsgrens, gaf de inspecteur een positieve verklaring af. Ruim voor de peildatum was de aangifte inkomstenbelasting ingediend. Daaruit volgde een inkomen, dat ver boven de ziekenfondsgrens lag. Op basis van die aangifte had een nadere voorlopige aanslag moeten worden opgelegd, maar dat gebeurde niet. Het Hof was in dit geval van oordeel, dat de ondernemer ten onrechte als ziekenfondsverzekerd was aangemerkt.