Inspecteur moet onzakelijkheid van door buitenlandse moeder vastgestelde prijzen bewijzen

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AE4718 Zaaknr: 36446

Binnen een internationaal concern gold een gedragsregel, op grond waarvan de (buitenlandse) moedermaatschappij kon vaststellen, welke producten haar (in Nederland gevestigde) dochtermaatschappij tegen welke prijzen moesten afnemen. Die gedragsregel maakt nog niet, dat die prijzen onzakelijk zijn. De inspecteur zal die onzakelijkheid moeten bewijzen, bijvoorbeeld door aan te tonen, dat een willekeurige ander de relatie met de moedermaatschappij niet op die basis aan zou gaan. De dochtermaatschappij hoeft niet aan te tonen, dat toch zakelijk is gehandeld met de moedermaatschappij wanneer de inspecteur heeft aangetoond, dat de prijzen niet zijn overeengekomen als tussen willekeurige derden. Voor het bepalen van de winstcorrectie moet niet alleen naar de prijzen van bepaalde artikelen gekeken worden, maar naar het geheel van voorwaarden. De winstgevendheid van de dochter is belangrijker dan de individuele prijs van een artikel. In de wet op de vennootschapsbelasting is tegenwoordig een bepaling opgenomen, die concernmaatschappijen verplicht om in de administratie vast te leggen op welke manier de onderling gehanteerde prijzen zijn vastgesteld of de gehanteerde voorwaarden ook voor anderen zouden gelden.