6 februari 2009 | Hoge Raad | jurisprudentie | BH1928, 08/01915
Belastingplichtigen kunnen in een bezwaar- of beroepsprocedure om vergoeding vragen van de kosten voor rechtsbijstand die zij hebben gemaakt. Een proceskostenvergoeding wordt toegekend wanneer de belastingplichtige geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. De vergoeding is een forfaitair bedrag, dat afhankelijk is van het aantal proceshandelingen en de moeilijkheidsgraad. Onder bijzondere omstandigheden kunnen de werkelijk gemaakte kosten geheel worden vergoed. Daarvoor is nodig dat de belastingdienst een standpunt handhaaft waarvan duidelijk is dat het in een procedure geen stand zal houden. Hof Arnhem wees een verzoek om integrale vergoeding af omdat er geen bijzondere omstandigheden waren. De belastingdienst had aanvankelijk een groot aantal correcties aangebracht. Uiteindelijk kwam een compromis tot stand waarbij een deel van de correcties verviel. Volgens het Hof was het niet zo dat iedere grond voor de correcties ontbrak. Ook de toonzetting van het controlerapport vormde geen bijzondere omstandigheid. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd omdat deze onvoldoende gemotiveerd was. Het Hof verzuimde namelijk een stelling van de belastingplichtige te behandelen die betrekking had op de houdbaarheid van het door de belastingdienst ingenomen standpunt. Het Hof verhoogde de door de inspecteur vastgestelde kostenvergoeding, uitgaande van in totaal vijf aanslagen die na bezwaar zijn verminderd. Volgens de belastingplichtige ging het om vijftien verminderde aanslagen. In het procesdossier bevonden zich slechts drie uitspraken op bezwaar. Omdat het Hof het aantal verminderde aanslagen van belang achtte voor de vaststelling van de proceskostenvergoeding, had het Hof er geen genoegen mee mogen nemen dat het procesdossier niet compleet was.