Invloed aftrek elders belast op heffingskorting

4 maart 2008 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJNBC6742, BK-06/00297

Volgens de bepalingen van de Wet IB 2001 moet de volgens de nationale wetgeving verschuldigde inkomstenbelasting eerst worden verminderd met de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en moet pas daarna de heffingskorting worden berekend. Daardoor blijft de heffingskorting intact en kan deze worden toegerekend aan het binnenlandse inkomen. Is er geen binnenlands inkomen dan bestaat er geen recht op vermindering van belasting met de heffingskorting. De heffingskorting kent een zeker maximum maar kan niet hoger zijn dan de verschuldigde inkomstenbelasting. Uitbetaling van het verschil tussen het maximum van de heffingskorting en de verschuldigde belasting is alleen mogelijk als de partner van de belastingplichtige voldoende belasting moet betalen. Deze regeling speelde bij een belastingplichtige met een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.760. Een deel van het inkomen had betrekking op in het buitenland gelegen onroerend goed. De berekende Nederlandse belasting bedroeg € 528, de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting € 311 en de uit te betalen heffingskorting na aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en verschuldigde inkomstenbelasting € 1.238. Indien de onroerende zaak in Nederland zou zijn gelegen zou de Nederlandse belasting nog steeds € 528 bedragen. De uit te betalen heffingskorting zou dan uitkomen op € 1.766 – € 528 is € 1.238. Dat betekent dat in beide situaties de uitkomst dezelfde is.