Invloed certificering aandelen dochtermaatschappij

1 juli 2010 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN BK3803, 08/03662

Als een moedermaatschappij tenminste 95% van de aandelen in een dochtermaatschappij heeft kan op verzoek van beide maatschappijen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden gevormd. De inspecteur reageert op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

 

Een moedermaatschappij had bij de aankoop van alle aandelen in de dochtermaatschappij aan de verkoopster een warrant uitgegeven. De warrant gaf de verkoopster het recht op nieuw uit te geven aandelen in de dochtermaatschappij tot een belang van 19,99%. Als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de warrant verpandde de moedermaatschappij 19,99% van de aandelen in de dochtermaatschappij aan de verkoopster.

Tussen de moedermaatschappij, de dochtermaatschappij en een kleindochtermaatschappij bestond sinds 1 januari 2003 een fiscale eenheid. In 2004 werd 19,99% van de aandelen in de dochtermaatschappij gecertificeerd. De stichting die de aandelen beheerde was verplicht het stemrecht op de aandelen uit te oefenen volgens instructies van de moedermaatschappij.

De certificering was voor de inspecteur aanleiding om mee te delen dat de fiscale eenheid per datum van overdracht van aandelen aan de stichting van rechtswege was beƫindigd. Vervolgens werd een verzoek gedaan om per 1 januari 2005 een fiscale eenheid te vormen.

 

De inspecteur wees dit verzoek af. Hof Den Haag oordeelde dat de inspecteur het verzoek terecht had afgewezen omdat door de certificering van de aandelen niet langer werd voldaan aan de wettelijke eis dat de moedermaatschappij de juridische eigendom bezat van tenminste 95% van de aandelen in de dochtermaatschappij. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de wetgever ervan uitgaat dat certificering van de aandelen van een dochtermaatschappij niet altijd meebrengt dat niet is voldaan aan de vereiste juridische eigendom van de aandelen. Bepalend is of de moedermaatschappij de volledige zeggenschap heeft met betrekking tot 95% van het aandelenkapitaal in de dochtermaatschappij. Er is sprake van volledige zeggenschap als het stemrecht op de gecertificeerde aandelen moet worden uitgeoefend volgens de instructies van de moedermaatschappij. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Amsterdam.