14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AZ2381, 41488
Hof Arnhem vernietigde aanslagen in het rioolafvoerrecht en de afvalstoffenheffing, die waren opgelegd aan iemand die een recht van gebruik en bewoning had van een gedeelte van een woning. Het Hof beantwoordde de vraag of het gedeelte van de woning dat bij de belanghebbende in gebruik was voor de toepassing van de gemeentelijke verordeningen rioolrechten en afvalstoffenheffing een afzonderlijk 'eigendom' of afzonderlijk 'perceel' vormde ontkennend. Het Hof was van oordeel dat voor de uitleg van het begrip 'eigendom' volgens de verordening moest worden gekeken naar de uitleg van het begrip 'onroerende zaak' in de Wet WOZ en de daarover gewezen jurisprudentie. De Hoge Raad deelt deze opvatting niet. Onder verwijzing naar een arrest uit 2005 moet het begrip 'zaak' worden uitgelegd in de civielrechtelijke betekenis. Het door belanghebbende bewoonde gedeelte is civielrechtelijk slechts een afzonderlijke zaak als het onafhankelijk van het andere gedeelte te gebruiken is en beide delen zich lenen voor verticale splitsing van de eigendom. Uit de stukken van het geding bleek echter dat beide delen niet onafhankelijk van elkaar te gebruiken zijn. De drie vertrekken waarvan de belanghebbende het exclusieve gebruiksrecht heeft vormen geen aaneengesloten geheel omdat één van die vertrekken van de twee andere wordt gescheiden door een gang in gemeenschappelijk gebruik. Voor het gehele pand mag slechts één aanslag in het rioolafvoerrecht worden opgelegd. Zowel de belanghebbende in deze procedure als de eigenaren maken feitelijk gebruik van de woning en kunnen dus als belastingplichtige voor het rioolafvoerrecht worden aangewezen. Wanneer aan de eigenaren van de woning een aanslag in het rioolafvoerrecht is opgelegd die onherroepelijk is geworden kan aan de belanghebbende geen aanslag meer worden opgelegd. Voor de afvalstoffenheffing is het feitelijke gebruik maken van een woning waarvoor de gemeente de verplichting heeft om huishoudelijk afval in te zamelen voldoende. Het belastbare feit doet zich voor bij gebruik van een gedeelte van een onroerende zaak, mits dat gedeelte bestemd is voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan. Anders dan het Hof meende is de aanwezigheid van voorzieningen als een toilet en een bad of douche niet vereist. Volgens de Hoge Raad is het door de belanghebbende gebruikte gedeelte van de woning naar indeling en inrichting bestemd voor het voeren van een eigen particuliere huishouding en kunnen daarin geregeld afvalstoffen ontstaan. De uitspraak op bezwaar is daarom juist voor zover daarbij de aanslag in de afvalstoffenheffing is gehandhaafd.