14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AE480; 37137
Een stichting had als doel de verzorging van kinderopvang en de bemiddeling bij gastouderopvang. Voor de verzorging van kinderopvang door instellingen die geen winst beogen geldt een vrijstelling van omzetbelasting. In geschil was of de bemiddeling bij gastouderopvang ook onder die vrijstelling valt. Hof was van oordeel, dat de stichting werkzaam was op het gebied van de kinderopvang en dat de bemiddelingsactiviteiten voor gastouderopvang dienstbaar waren aan de kinderopvang, ook al vormen deze op zichzelf beschouwd geen rechtstreekse deelname aan de kinderopvang. Volgens het Hof was op de bemiddelingsactiviteiten de vrijstelling van toepassing. De Hoge Raad is van oordeel, dat de wettelijke vrijstelling niet ziet op bemiddeling bij het totstandkomen van overeenkomsten tot kinderopvang. De vraag is echter of op grond van de zesde richtlijn werkzaamheden van een instelling op het gebied van de opvang van jonge kinderen bij gastouders die niet in dienst zijn van die instelling onder de vrijstelling vallen. De Hoge Raad heeft daarom aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een prejudiciƫle vraag voorgelegd.