Is onmogelijkheid negatieve inkomsten uit woning te verrekenen in strijd met EG-recht?

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAX6290, 39258

Onder de Wet IB 1964 was de mogelijkheid om de hypotheekrente voor de eigen woning in aftrek te brengen voorbehouden aan inwoners van Nederland. Onder de Wet IB 2001 is er in een aantal gevallen de mogelijkheid om te kiezen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige, waardoor aftrek ook mogelijk is voor buiten Nederland gelegen onroerende zaken. De vraag is of de Nederlandse regeling onder de Wet IB 1964 in strijd was met het EG-recht. Tot nu toe is in de rechtspraak steeds het standpunt ingenomen dat dit niet het geval is. De jurisprudentie van het Hof van Justitie EG doet echter vermoeden dat deze instantie daar anders over denkt. Het Hof gaat namelijk steeds verder in het toestaan van fiscale faciliteiten in grensoverschrijdende situaties.Een Nederlandse inwoner van België, die in dienstbetrekking was bij een Nederlandse gemeente, bracht in zijn Nederlandse aangiften inkomstenbelasting voor 1996 en 1997 de negatieve inkomsten uit zijn in België gelegen eigen woning in aftrek. Volgens het belastingverdrag mocht Nederland belasting heffen over in Nederland verkregen arbeidsinkomsten. Inkomsten uit onroerende goederen mochten volgens het verdrag alleen worden belast in de staat waar de goederen waren gelegen. Hof Den Bosch besliste in deze procedure dat de Nederlandse wetgeving niet in strijd was met het EG-recht door bij ingezetenen wel rekening te houden met de negatieve inkomsten uit eigen woning en bij niet-ingezetenen niet. De belanghebbende ging tegen deze uitspraak in cassatie. In afwachting van een arrest van het Hof van Justitie EG in een min of meer vergelijkbare zaak heeft de Hoge Raad de procedure enige tijd aangehouden. In 2006 deed het Hof van Justitie EG uitspraak in de zaak Ritter-Coulais, die betrekking had op een in Frankrijk wonend echtpaar dat in Duitsland werkte, maar volgens de Duitse wet geen recht had op een lager tarief vanwege de woonplaats in Frankrijk. Volgens het Hof van Justitie EG had het echtpaar recht op het lagere tarief. De vraag of het Duitse recht een belemmering van de vrijheid van kapitaalverkeer vormde heeft het Hof niet beantwoord. De Hoge Raad heeft het Hof van Justitie EG daarom gevraagd om een prejudiciële beslissing. De vraag is of het in strijd is met het EG recht als de werkstaat geen rekening houdt met negatieve inkomsten uit een eigen woning die niet in de werkstaat is gelegen, terwijl de werkstaat een zodanige aftrek wel toestaat aan zijn ingezetenen.