14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | DGB 2004-891
De omzetbelasting, die betrekking heeft op een bedrijfsauto, kan als voorbelasting worden verrekend. Daarop moet een correctie worden aangebracht voor het privé gebruik van de auto door een werknemer. Het woon-werkverkeer van de werknemer is onderdeel van het privé-gebruik. De correctie moet worden berekend aan de hand van het werkelijke privé-gebruik. De staatssecretaris van Financien heeft in een besluit uit 2002 goedgekeurd dat de correctie voor het privé-gebruik van de auto door een werknemer wordt vastgesteld op 12% van 25% van de catalogusprijs van de auto. Deze berekeningsmethode sluit aan bij de regeling voor de correctie van de omzetbelasting voor het privé-gebruik van een bedrijfsauto door de ondernemer. Per 1 januari 2004 is het besluit uit 2002 aangepast. De goedkeurende regeling is daarbij gehandhaafd. Een ondernemer is niet verplicht om van de forfaitaire regeling gebruik te maken. Over de forfaitaire regeling zijn Kamervragen gesteld. Deze hebben met name betrekking op het percentage van 25, dat afwijkt van het bijtellingspercentage in de inkomstenbelasting. Die afwijking is veroorzaakt door het verschil in karakter van het woon-werkverkeer. Voor de inkomstenbelasting is dit zakelijk verkeer, voor de omzetbelasting is het privé-gebruik.