14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | DGB 2006-1017
In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld over de verschillende behandeling van woon-werkverkeer met een auto van de zaak in de loon- en inkomstenbelasting enerzijds en de omzetbelasting anderzijds. Voor de loon- en inkomstenbelasting geldt woon-werkverkeer sinds 2004 als zakelijk gebruik, voor de omzetbelasting is dit privé-gebruik. Voor dat privé-gebruik in de omzetbelasting moet de werkgever een correctie op de aftrek van voorbelasting toepassen bij de aangifte over het laatste tijdvak van een jaar. Deze correctie is 12% van 25% van de catalogusprijs van de auto dan wel 12% van het werkelijke privé-gebruik. Ook als een werknemer de auto van de zaak alleen gebruikt voor zakelijk en woon-werkverkeer moet een correctie van de aftrek van voorbelasting plaatsvinden, hetzij op basis van het werkelijke privé-gebruik hetzij forfaitair. In dat geval bedraagt de correctie 12% van 10% van de catalogusprijs. De BTW-regelgeving is gebaseerd op de Zesde BTW-richtlijn, die niet de ruimte biedt om het woon-werkverkeer van werknemers als zakelijk aan te merken. Verlaging van het correctiepercentage voor de omzetbelasting wordt vanwege het grote budgettaire belang niet overwogen.