9 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | 2060712190
Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 1 december 2006, waarin de Hoge Raad het begrip werkgever zoals dat in belastingverdragen voorkomt meer materieel dan formeel heeft ingevuld, zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld over de gevolgen daarvan voor de Nederlandse belastingheffing. Volgens de staatssecretaris zal de uitleg van de Hoge Raad ertoe leiden dat de beloning van een buitenlandse werknemer, die tijdelijk in Nederland werkt, sneller aan de Nederlandse belastingheffing is onderworpen. Door de materiële invulling van het begrip ‘werkgever’ zal niet snel aan de voorwaarden voor de in verdragen opgenomen 183-dagenregeling worden voldaan. Ook zal Nederland sneller een voorkoming van dubbele belasting moeten verlenen aan werknemers die tijdelijk in het buitenland werken. De uitleg van de Hoge Raad sluit aan bij de invulling die de meeste OESO-landen aan het werkgeversbegrip geven. Dat betekent dat zich minder snel situaties van dubbele belasting voordoen bij tijdelijke grensoverschrijdende werkzaamheden van werknemers. Zowel voor werkgevers en werknemers kunnen de administratieve lasten toenemen. De staatssecretaris wil deze lasten zoveel mogelijk beperken, maar is niet van plan de in het Verenigd Koninkrijk gehanteerde ”60 days rule” over te nemen. Die regel houdt in dat bij een verblijfsduur van maximaal 60 dagen geen belastingplicht ontstaat, ook al is er sprake van materieel werkgeverschap. Gevolg van een dergelijke regeling zou zijn dat de beloning voor tijdelijk werk in Nederland nergens wordt belast, omdat de woonstaat van de werknemer voorkoming van dubbele belasting zal moeten verlenen.