14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU3580, 41111
Twee samenwonende personen hadden in hun aangifte inkomstenbelasting aangekruist, dat zij niet als elkaars fiscale partner wilden worden aangemerkt. In een eerder gedaan verzoek om voorlopige teruggaaf hadden zij aangegeven dat zij wel als elkaars partner wilden worden aangemerkt. Zolang de aanslag van een van beide partners niet onherroepelijk vaststaat, kan op de gemaakte keuze worden teruggekomen. Hof Amsterdam stond in dit geval herziening van de keuze toe ondanks dat de aanslag van de huisgenoot onherroepelijk vast stond. Het alsnog aanmerken als partner had geen gevolgen voor deze aanslag. Het belang van de keuze lag in de toekenning van de volledige algemene heffingskorting. Het Hof zag niet in waarom de belanghebbende haar rechten op de algemene heffingskorting wel zou kunnen effectueren als haar huisgenoot nog een procedure over zijn aanslag zou voeren en niet wanneer diens aanslag onherroepelijk vaststaat. De Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd. In het algemeen geldt dat een keuzeherziening, zoals het eerst niet en later wel maken van een keuze voor fiscaal partnerschap, niet mogelijk is als deze zou leiden tot een hogere aanslag dan de al vastgestelde aanslag. Verder geldt dat op een gemaakte keuze niet meer kan worden teruggekomen als de aanslag onherroepelijk vaststaat. Volgens de Hoge Raad is het vanwege de uitvoerbaarheid niet mogelijk om de gezamenlijke keuze voor kwalificatie als partner nog te maken als de aanslag van één van de beoogde fiscale partners onherroepelijk is, ongeacht of het tijdig maken van een keuze gevolgen zou hebben gehad voor deze aanslag.