14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AU0463, 04/02887
Een echtpaar was op huwelijksvoorwaarden getrouwd. In de akte was een bepaling opgenomen, dat bij overlijden de langstlevende echtgenoot kon verklaren dat de huwelijksvoorwaarden zouden worden nageleefd. Zo niet, dan zou verdeling plaatsvinden alsof het echtpaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd was geweest. Na het overlijden van een van de echtgenoten deed de langstlevende geen beroep op deze bepaling. De inspecteur hield bij het vaststellen van de aanslag successierecht rekening met een fictieve verkrijging door de langstlevende echtgenoot. Deze fictieve verkrijging was gelijk aan de helft van het gezamenlijke vermogen van het echtpaar verminderd met het eigen vermogen van de langstlevende. Hof Amsterdam was van oordeel dat de langstlevende echtgenoot door het al dan niet afleggen van de in de akte bedoelde verklaring de keuze had tussen uitvoering van de huwelijksvoorwaarden en verrekening als waren er geen huwelijksvoorwaarden gemaakt. Die keuzemogelijkheid is een facultatief verrekenbeding, dat afhankelijk is van de voorwaarde van overleving. De fictiebepaling van artikel 9 van de Successiewet 1956 is daarop van toepassing.