22 juli 2004 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AR2369; 03/00379
Het successierecht kent een aantal vrijstellingen. De vrijstelling voor kinderen, die erven van een van hun ouders, is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen en soms van de hoogte van hun erfdeel. Voor kinderen tot 23 jaar geldt een vrijstelling van € 4.243 voor ieder jaar dat zij jonger zijn dan 23. De vrijstelling bedraagt voor deze kinderen echter minimaal € 8.483. Voor gehandicapte kinderen bedraagt de minimumvrijstelling € 12.725; voor gehandicapte kinderen ouder dan 23 jaar geldt een vrijstelling van € 8.483. Kinderen, die ouder zijn dan 23 jaar hebben recht op een vrijstelling van € 8.483 op voorwaarde dat hun erfdeel niet groter is dan € 25.448. Is het erfdeel groter, dan hebben kinderen ouder dan 23 jaar geen enkel recht op een vrijstelling. In een procedure voor Hof Arnhem deden twee kinderen, die in de laatstgenoemde positie verkeerden, een beroep op de restvrijstelling. Die geldt voor wie niet voor een andere vrijstelling in aanmerking komt en bedraagt € 1.839, ongeacht de hoogte van het erfdeel. Hof Arnhem was van oordeel, dat deze vrijstelling niet is bedoeld voor kinderen op wie door de hoogte van hun verkrijging geen vrijstelling van toepassing is. Het beroep op ongelijke behandeling wees het Hof af. De wetgever heeft als er een redelijke rechtvaardiging bestaat een ruime bevoegdheid om ongelijk te behandelen. Volgens het hof moet niet alleen naar het recht op een vrijstelling worden gekeken, maar moet het tarief, dat voor de verkrijger van toepassing is, in de beoordeling worden betrokken.