14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AY8443,AWB 06/1899
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep verhindert een familieverhouding tussen werkgever en werknemer het bestaan van een gezagsverhouding en daarmee van een dienstbetrekking. Slechts in uitzonderingsgevallen bestaat er wel een gezagsverhouding. Er moet dan sprake zijn van eenzijdig gericht werkgeversgezag met opdrachten en aanwijzingen, gecontroleerd naar tijd en op resultaat. Volgens de rechtbank Arnhem deed zich een uitzonderingsgeval voor bij een gediplomeerd ziekenverzorgende die haar demente grootmoeder verzorgde. Zij werkte voor haar indiensttreding als ziekenverzorgende in een verpleeghuis. Er waren duidelijke werkafspraken, zowel betreffende de werktijden als de te vervullen taken. De kleindochter was verplicht om op de afgesproken tijden te komen werken en om de taken persoonlijk te verrichten. De rechtbank vond van belang dat degene die de kleindochter tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlof had vervangen, dezelfde werkzaamheden verrichtte in een privaatrechtelijke dienstbetrekking bij de grootmoeder. Tenslotte was het loon dat de kleindochter ontving voor haar werkzaamheden niet ongebruikelijk.